Kessels vertelt zijn praktijk en laat zien hoe hij te werk gaat. Dit is een 'reflective practioner' zoals Chris Argyris die bedoeld heeft. Moeiteloos pendelt Kessels tussen concreetheid en abstractie, tussen het algemene en het persoonlijke. En door dat te doen versterkt hij de geldigheid en vergroot hij de overtuigingskracht van wat hij zegt. Het boek zelf is als een hologram van waar hij over spreekt, het is in toon en taal een illustratie van zijn aanpak: glashelder, als een fuga. De romanticus in mij zocht naar de rafelranden, maar daar doet deze auteur geen moment aan mee. Zelfs als hij over boosheid spreekt uit hij geen onvertogen woord.
Kessels maakt de kracht voelbaar van filosofie en laat zien wat zindelijk denken vermag. De jacht waarover hij spreekt is niet de vlucht naar voren, maar de vertragende gang naar achteren, op zoek naar de idee, naar dat wat samenhang creëert en betekenis geeft. Naar wat je, bij ontdekking, eigenlijk al weet, maar in het duister hebt gelaten door het met cliché te overdekken. Zo ontnemen we elkaar en onszelf zicht en vermijden we de helderheid die ons tot het nemen van verantwoordelijkheid dwingt. Denken is een daad. (..)
Het levert een mooi boek op, de boosheid van Kessels. Want daar begint zijn scheppingsdrift mee. Het maakt hem productief. Hij dient zijn drie-gangen-maaltijd fraai op. De eerste gang is een vanzelfsprekende casus, een appetizer, gevolgd door het hoofdgerecht waarin strijdigheden zitten en een strategie moet worden uitgedacht: de Ursula kliniek, geen eenvoudige casus. Het nagerecht is een reflectie die de auteur in mijn ogen innemend maakt. Hier geeft hij ruimte aan ironie en spaart ook zichzelf niet. Als je als lezer van tafel gaat, weet je dat je, hoe voldaan ook voor het moment, terug zult keren aan de tafel van deze meester-chef.
In Speakers Academy (2010)